Frida Oléander

Ineens was ze daar, midden 1973: een lange, slanke zwartgelokte diva in schitterende jurken, oogverblindende hoofdtooien en een tot de verbeelding sprekende naam: Frida Oléander. Ze bestormde de Nederlandse podia en de kranten schreven lyrisch over haar. Ze was een enigma: hoe hard journalisten, van het Utrechts Nieuwsblad tot de Story aan toe, ook probeerden haar te spreken te krijgen, het lukte niemand. Na 1986 verdween ze even plotseling als ze was verschenen. Er werd er nooit meer iets van, of over haar of haar manager Robert ‘Bobby’ Beauregard vernomen.

Medio 1973 werd Frida – toen nog onder haar eigen naam Coba Anonima – ontdekt door Victoria Varekamp toen ze, op de piano begeleid door Guido Nielsen, drie liederen ten gehore bracht ter gelegenheid van het afscheid van Ans Mous, de toenmalig secretaresse van de mime-opleiding in Amsterdam. Varekamp was zeer onder de indruk van Frida, en vroeg haar voor de eerste Vaudevilleshow op 24 mei 1974 in het kader van het vierde jazzfestival in Breda. De dagen na het optreden stonden de kranten er vol van:

“… al bleef gelukkig de aandacht voor het speelse element een ruime plaats houden. Daarvoor zorgden de clowns Koos en Loek, hun vrouwelijke tegenhangers Lizette en Miriam en vooral de boomlange chansonnière Frida Oléander met een geweldige act, waarin het element van vervreemding werd gesublimeerd.”
BN De Stem, 25-05-1974

“Een heel grote verrassing was wel het optreden van Frida Oléander, een verleidelijke, donkere beauty, zo weggestapt uit de twintiger jaren. Haar uitbeelding van de ‘femme fatale’ uit die jaren was fenomenaal.”
Artikel ‘The Original American Vaudeville Show’ van Allard J. Möller, tijdschrift onbekend

Zelfs in artikelen waar de Vaudevilleshow minder lovend werd beoordeeld, zoals de recensie van Ruud Gortzak in De Volkskrant, kwam Frida’s aandeel er nog goed af:
“Het meeste plezier viel te beleven aan Frida Oléander die van Het Angelus en De Wielewaal iets heel bijzonders maakte.”

Frida werd teruggevraagd voor de tweede Vaudevilleshow op het vijfde Jazzfestival in Breda in 1975. Ook haar dit optreden leverde lyrische recensies op:
“Frida Oléander, een twee meter lange schoonheid in rode ruches-japon met zwarte boa kreeg een donderend applaus met bijbehorend gefluit. Hoewel aangekondigd als ‘rijper dan ooit en wild als een Bengaalse tijgerin’ bracht zij met fraai geluid enkele liedekes ten gehore als De Wielewaal en Het Angelus en dat had met wildheid weinig van doen, maar excentriek was het wel en daar ging het tenslotte maar om.”
Artikel ‘Vaudevilleshow een kleurrijk varieté met voldoende pit’ van Marjan Mes, krant onbekend

Inmiddels was Frida’s bestaan ook doorgedrongen tot de roddelpers, zoals te lezen valt in een artikel uit de Story uit 1975 (weeknummer niet vermeld). Klik op de afbeelding voor een grote versie.

In het archief zijn telegrammen terug te vinden, fanmail, briefjes met telefoonnummers erop die haar tersluiks toegestopt moeten zijn, een single die door George Probert speciaal voor Frida gesigneerd is en een prachtig gedichtje:

24 september 1975
Lieve Frida,

En als ik dan die duizend zwarte veertjes
de luie echo van uw ademtocht
omhoog
en later zacht
omlaag
zie zweven, voel ik weer dat vreemd
verlangen
tot u gaan
om even in mijn open hand te wegen
de druk van uw reëel bestaan

Een afwezige aanbidder,
Dik van der Leij

Ritsaert ten Cate vroeg Frida voor het Mickery Solo Festival. In de flyer werd ze apart aangekondigd:
“LAATSTE NIEUWS
Frida Oléander in: FLIGHT
maatschappij-kritische padvindersliederen met veel pretentie. Voor minderheden en bedreigde diersoorten.”

 

In aanloop naar Frida’s optreden in ’t Hoogt werd haar manager Bob Beauregard geïnterviewd door Margriet Hunfeld van het Utrechts Nieuwsblad. Dat leverde een heel bijzonder artikel op waarin misschien nog wel de meeste informatie over Frida terug te vinden is (klik op de afbeelding om het artikel te lezen).

Het is gelukt om een aantal volledige namen van de vriendinnen die in het artikel genoemd worden te achterhalen: Sylvia Schotman (de toenmalige echtgenote van Luc Boyer, Frida’s vaste regisseur), Mira Rafalowicz, Jetta Ernst en Cathy Berberian.

Al snel volgden meer optredens, zoals voor het Comité Amsterdam helpt Hanoi dat in november 1975 een ‘artist-inn’ organiseerde in het Spinozalyceum, waar Frida optrad met o.a. Marga Minco, Nelly Frijda, Het Werktheater en Harry Mulisch. Frida trad op in het Shaffytheater en De Moor in Amsterdam, Schouwburg Enschede en Schouwburg Zaandam en ter gelegenheid van de opening van een expositie van Marianne van Hooff in Hotel Americain in Amsterdam (1977). Ook maakte ze, samen met Neel Holst en Ciel, haar filmdebuut in Sens, een van de eerste films van Andras Hamelberg. The sky was the limit.

Hoogtepunten uit Frida’s carrière waren de optredens in de legendarische Wieringer Museum Boerderij – in de volksmond De Jazzboerderij – in Den Oever, tijdens de eerste Jazzfestivals (1977 en 1978) georganiseerd door Max Teeuwisse (Max Teawhistle). Daags na de eerste editie verscheen een artikel in het Noordhollands Dagblad waarin het optreden van Frida ‘een klapstuk’ werd genoemd. Ook na de tweede editie was de pers enthousiast, zoals te lezen valt in een recensie in de Wieringer Courant: “Het hoogtepunt voor de pauze (…) was echter ongetwijfeld het optreden van Frida Oléander. Deze zangeres bleek, evenals vorig jaar, weer van internationale klasse.”

Het laatst bekende optreden van Frida vond plaats tijdens de Kerstshow in The Movies in Amsterdam in 1981 met Sandrien van Brakel, Dea Koert, Gerard Kuster, Barbara Masbeck, Henriëtte (Jet) van der Meij en Winfried Scholz onder regie van Luc Boyer, en in 1986 verscheen ze nog één keer op een event in Slot Zeist. Nadien is niets meer van haar of haar manager Bob Beauregard vernomen – ze waren van de aardbodem verdwenen. Nederland was een rasechte diva armer.